NL dictionnaire Néerlandais par ordre alphabétique D
- D-day ... dag-en-nachtevening
- dagblad ... daling
- Dalmatië ... Daphne
- dapper ... de aftocht blazen
- de armen kruisen ... de hoofdrol hebben in
- de hoofdrol spelen ... de oogst binnenhalen
- de oorlog verklaren aan ... de weg banen voor
- de weg effenen voor ... declameren
- declaratie ... deemoed
- deemoedig ... dekmantel
- deksel ... democratie
- democratisch ... denkwerk
- denkwijze ... derivaat
- derivatie ... dessertlepel
- dessin ... Deuteronomium
- deux-pièces ... dichtbij zetten
- dichtbundel ... dienares
- dienblad ... dieren-
- dierenarts ... dikkopje
- dikkopje '' ... direct voorafgaand
- directe aanleiding ... dispuut
- dissectie ... docente
- docentschap ... doelmatigheidsleer
- doelpaal ... doen zakken
- doen zwijgen ... Dominicaans
- Dominicaanse Republiek ... doodgemoedereerd
- doodkalm ... doop-
- doopbekken ... doordat
- doordeweeks ... doormidden
- doorn ... doorzagen
- doorzakken ... douanekantoor
- douanier ... draaiorgel
- draaiorgeltje ... draver
- dreganker ... drietalig
- drietand ... droefheid
- droefheit ... droppelen
- droppen ... drummen
- drummer ... duellist
- duet ... Duivel
- duivelachtig ... duurzaamheid
- duurzame kopie ... dwergachtig
- dwergboompje ... détente